Herman Spanjaard is twintig jaar bedrijfsarts, waarvan inmiddels twaalf jaar zelfstandig. Hij begrijpt dat zijn collega Loo de witte jas aan de kapstok hing en steeds meer de advies- en organisatiekant opgaat. 'Maar dat is ook afhankelijk van je klanten. Ik werk voor productiebedrijven en kantoren. Bij productiebedrijven heb je vaker te maken met lichamelijke klachten. Daar gaan ze nog uit de kleren. Bij grote kantoren ligt dat anders. Daar beoordeel ik veel meer of managers wel voldoende 'skills' hebben om hun medewerkers gemotiveerd te houden. Waar verwacht je uitval en waarom? Daar gaat het om. Bedrijfsartsen zijn daar voor opgeleid. Wij hebben bijna tien jaar opleiding achter de rug. Daarin krijg je niet alleen een forse medische basis, maar je leert ook hoe een MT te beinvloeden is en hoe je een jaarverslag moet lezen. Kun je dat niet, dan mis je de boot. De bedrijfsarts moet voor iedere werkende en potentieel werkende bereikbaar zijn. Ook bij de verzuimbegeleiding. De arts is de zeef, niet een of andere casemanager.' Spanjaard denkt in tegenstelling tot Loo dat de medische techniek in de opleiding juist een grotere rol gaat spelen. Dat komt mede door Europese ontwikkelingen. 'Nederland loopt voorop in preventie. Maar elders in Europa zitten bedrijfsartsen traditioneel in de medische hoek en doen zij veel keuringen. Wij ontkomen er niet aan ook meer aandacht te geven aan het medisch technische. Zo is klinische ervaring geen vereiste in onze opleidingen. Over pakweg tien jaar schrijft Europa echter voor dat we een of twee jaar klinische ervaring moeten hebben.' Laat onverlet dat hij de huidige kwaliteit van bedrijfsartsen toereikend vindt, al zou er wat hem betreft in de opleiding meer aandacht mogen zijn voor de overeenkomst tussen risicofactoren en periodiek medisch onderzoek. Wie de taal van het bedrijf niet spreekt en niet in de gaten heeft welk effect bijvoorbeeld de huidige kredietcrisis op het werk in een bedrijf heeft, is volgens Spanjaard geen goed bedrijfsarts.