De opslag van gasflessen moet voldoen aan de PGS-15. De PGS 15 bevat richtlijnen voor de arbeidsveilige, milieuveilige en brandveilige opslag van verpakte gevaarlijke stoffen. Deze 3 invalshoeken bepalen of opslagvoorzieningen voor gasflessen veilig zijn. De PGS15-regels gelden voor alle opslag van hervulbare gasverpakkingen van klasse 2 van het ADR met een opgetelde hoeveelheid groter dan 125 liter waterinhoud. ADR is de Europese overeenkomst voor het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg.
Neem deze maatregelen bij de opslag van gasflessen
Voor de veilige opslag van gasflessen is het belangrijk om de juiste maatregelen te nemen. We zetten ze hieronder op een rij:
- Sla hervulbare verpakkingen op in een daarvoor bestemde opslagvoorziening. Zorg dat daar geen andere goederen aanwezig zijn die geen nut hebben voor het beheer van de gasflessen.
- De opslag moet bij voorkeur in de buitenlucht gebeuren. Dat geldt voor zowel volle als lege gasflessen met de gevaareigenschappen verstikkend, oxiderend en/of brandbaar. Dat geldt ook voor deze specifieke gassen: samengeperste lucht, ammoniak (giftig/bijtend), koelgassen en ethyleenoxide (giftig/brandbaar). Voor koolzuurgassen gelden in de horeca aanvullende beleidsregels van de Arbeidsinspectie voor de opslag van koolzuurcilinders.
- Sla gasflessen met gassen met gelijksoortige gevaareigenschappen bij elkaar op. Brandbare en brandbevorderende gassen mag je zonder scheidingswand naast elkaar opslaan. Het uitgangspunt daarbij is de uiterst geringe kans dat 2 gasflessen tegelijkertijd falen, de gassen met elkaar vermengen en worden ontstoken.
- Voor opslag van gasflessen met brandbare gassen die zwaarder zijn dan lucht (zoals propaan en butaan) geldt: houd een afstand aan van minimaal 5 meter tot kelderopeningen, putten en straatkolken die in open verbinding staan met de riolering. Houd een afstand aan van minimaal 7,5 meter tot aanzuigopeningen van ventilatiesystemen die zijn gelegen op minder dan 1,5 meter boven het maaiveld.
- De vloer van de opslagvoorziening mag niet lager zijn gelegen dan de omliggende vloer of die van aangrenzende ruimten. Deze vloer moet vlak zijn en vervaardigd van onbrandbaar materiaal. Bij een open opslagvoorziening moet de vloer afwaterend zijn. Er mag zich geen gas kunnen verzamelen onder deze vloer.
- Het is niet nodig om gasflessen met een stabiele constructie (zoals propaangasflessen) vast te zetten. Alle overige gasflessen en gascilinders moet je met behulp van een ketting, beugel of klemband vastzetten aan de achterwand of muur. Gasflessen van verschillende grootte moeten een gelijk beschermingsniveau hebben. De gebruikelijke transportpallets voor gasflessen voldoen ook aan deze eis van vastzetten.
- Een open opslagvoorziening mag niet ongecontroleerd toegankelijk zijn voor onbevoegden. Een toegangsdeur tot een betreedbare opslagvoorziening moet je van buitenaf met een slot kunnen afsluiten. Maar je moet ze van binnenuit zonder sleutel kunnen openen.
- De opslagvoorziening bevindt zich bij voorkeur niet in de rijroute van een vorkheftruck of ander transportmiddel. Is dit toch zo? Dan is aanrijdbeveiliging verplicht in situaties waarin gevaar bestaat op beschadiging van gasflessen door frequente voertuigbewegingen.
- Aan de buitenzijde van de opslagplaats moet een bord zijn aangebracht met de tekst ‘OPENEN VAN AFSLUITERS VAN GASFLESSEN VERBODEN’, in letters van minimaal 5 centimeter hoog (overeenkomstig NEN 3011). Dit verbod geldt niet voor gasflessen die via een verbinding aan vaste leidingen zijn gekoppeld.
- In een opslagvoorziening (of binnen 2 meter daarvan) geldt een verbod op roken en open vuur. Dit moet je aan de buitenzijde van de opslagvoorziening met een pictogram (overeenkomstig NEN 3011) kenbaar maken.
- Elke opslagvoorziening moet minimaal 1 draagbaar blustoestel van 6 kilogram poeder ABC bevatten. Dit toestel moet geschikt zijn voor het blussen van een beginnende brand van de opgeslagen gassen. Bescherm de brandblusser tegen weersinvloeden.
- Bestaat er in een opslagvoorziening gevaar voor de veiligheid of de gezondheid van een werknemer of kan dit gevaar ontstaan? Dan moeten er persoonlijke beschermingsmiddelen beschikbaar zijn voor werknemers die aan dat gevaar (kunnen) blootstaan. Bijvoorbeeld een veiligheidsbril en werkhandschoenen.
- Van een inpandige opslagvoorziening moet minimaal 1 wand een buitenmuur zijn met minimaal 1 deur. Is er sprake van een brandveiligheidkast/gasflessenkast? Dan moet deze opslagvoorziening voldoen aan EN 14470-2. De opslag mag niet in een vluchtroute liggen.
- De uitvoering van de inpandige opslagvoorziening moet minimaal 60 minuten weerstand bieden tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) volgens Bouwbesluit 2003 en NEN 6068.
- De eis van WBDBO geldt van binnen naar buiten en van buiten naar binnen.
- Inpandige opslagvoorzieningen mogen maximaal 2.500 kg gevaarlijke stof bevatten. Is er een NEN 2535 erkende brandmeldinstallatie aanwezig met doormelding naar de alarmcentrale van de (bedrijfs)brandweer, dan mag dit maximaal 10.000 kg zijn. Voorzieningen tot 250 kg of liter zijn toegestaan op een verdieping.
- Vlamkerende roosters zijn verplicht bij een ventilatieopening in een bouwkundige constructie waarvoor eisen gelden met betrekking tot WBDBO of brandwerendheid. Bovendien mag de aangebracht ventilatie geen afbreuk doen aan de WBDBO van de opslagvoorziening. Dit voorschrift is niet van toepassing op een brandveiligheidskast.
- Geschakelde opslagvoorzieningen met een brandwerende scheiding gelden als meerdere individuele opslagvoorzieningen.
- Voer uit de keur geraakte gasflessen direct af of vervang ze.
- Gasflessen moeten tijdens opslag de juiste keurinslag, ADR en GHS-gevaaretiketten hebben.
- Van iedere afgenomen gassoort moet de leverancier een (digitaal) veiligheidsinformatieblad (VIB) beschikbaar stellen.
- Voor volle gasflessen gelden dezelfde opslagregels als voor lege gasflessen.
- Gasaanstekers en gaspatronen vallen onder PGS15 als spuitbus.
- Vast opgestelde bulktanks vallen niet onder PGS15, maar onder andere PGS-regelgeving.
Deze eisen gelden voor buiten-opslagvoorzieningen
De buiten-opslagvoorziening moet gemaakt zijn van niet-brandgevaarlijk materiaal, maar hoeft geen dak te hebben. Weersinvloed is immers een verwaarloosbaar risico. De locatie van de gasflesopslag buiten moet ongeacht de soort gas aan bepaalde afstandsregels voldoen (zie tabel).
Wanneer is de PGS-15 niet van toepassing?
In sommige gevallen is PGS 15 niet van toepassing. Dit geldt voor:
- Gasflessen met een totaal tot 125 liter waterinhoud;
- Spuitbussen met een totaal tot 50 kilogram netto inhoud;
- Werkvoorraad (op een laskar geplaatste gasflessen of gasflessen die zijn aangesloten op een verzamelleiding; van deze laatste groep moeten de cilinders en de leiding beschermd zijn tegen beschadiging en de afsluiters moeten goed bereikbaar zijn in geval van een calamiteit);
- Blusmiddelen (ook grotere hoeveelheden van een BHV-trainingscentrum);
- Aangesloten koolzuurcilinders van biertapinstallaties;
- Gascilinders die zijn opgesteld voor een blusgasinstallatie;
- Winkels.
Wet- en regelgeving
Artikel 4.19 Arbobesluit (beperken blootstelling)
Normen
- PGS-15 (opslag gevaarlijke stoffen)
- NEN 3011:2015 nl Veiligheidskleuren en -tekens in de werkomgeving en in de openbare ruimte
- NEN-EN 14470-2:2006 en Brandveiligheidsopslagkasten - Deel 2: Veiligheidsopslagkasten voor gasflessen onder druk
- NEN 6068: 2020 nl: branddoorslag en brandoverslag
- NEN 6069+A1+C1:2019 nl: Beproeving en klassering van de brandwerendheid van bouwdelen en bouwproducten
- NEN 2535:2017 nl: Brandveiligheid van gebouwen - Brandmeldinstallaties - Systeem- en kwaliteitseisen en projectierichtlijnen