Het onderzoek werd uitgevoerd in twee bedrijven met 150 tot 250 werknemers verspreid over vier verdiepingen. De bedrijven hadden beide een centrale hal met daarin een trap en twee liften. In bedrijf 1 werden achtereenvolgens posters met daarop een cartoon (tabel 1), opvallende voetstappen naar de trap en sportafbeeldingen in het trappenhuis getest. In bedrijf 2 werden achtereenvolgens het uitschakelen van een van de twee liften, opvallende voetstappen naar de trap en posters met daarop een cartoon getest. Iedere methode werd gedurende een week ingezet. Na afloop van iedere methode werd twee weken niets ingezet om het trapgebruik weer naar het oorspronkelijke niveau te laten terugkeren. Met infrarooddetectoren werd op drie werkdagen gemeten hoeveel werknemers de trap en lift gebruikten om van de begane grond naar boven te gaan en hoeveel werknemers de trap en lift gebruikten om van boven naar de begane grond te komen (Hoogendoorn & Schrijver, 2004).