Dát we tellen is niks bijzonders. Dat doen we alle dagen, elk uur – zo vaak dat we ons er normaal gesproken amper bewust van zijn. We tellen onze jaren, onze lengte, ons gewicht. De stappen die we zetten op een dag. Hoe lang de reis nog duurt. De kopjes koffie die we drinken en het geld op onze bankrekening.
We geven ons doorgaans geen rekenschap van tellen
We geven ons doorgaans geen rekenschap van ons tellen. Ook niet van onze beperkingen daarin. De betekenis van kansberekening bijvoorbeeld gaat er bij de meesten van ons maar moeilijk in. En grote getallen zijn lastig. Gooit iemand vijf kaarten op tafel dan zien we meteen hoeveel het er zijn. Maar 23? Dat zien we niet in een oogopslag. Voor grote getallen halen we een teltruc uit. Dan knippen we een groot getal op in eenheden die we wel kunnen overzien en is een containerschip bijvoorbeeld vier voetbalvelden groot.
We zijn numerieke wezens, privé en op het werk
Niettemin: we zijn numerieke wezens. In onze eigen tijd en op het werk. Ik pak een paar nummers van vakblad ARBO erbij. Op elke pagina wordt geteld. De autonomie die mensen in hun werk ervaren, de hoeveelheid glas die de glazenwasser moet bewassen en op welke hoogte hij dat doet, de dikte van een mensenhaar, het aantal beroepsziekten in 2022, het aantal reinigingsbeurten dat hogezichtbaarheidskleding kan verdragen …
Parameters om begrippen tastbaar, lees telbaar, te maken
Om iets te kunnen tellen, delen we het op in discrete eenheden. Dat doen we ook met zaken die niet zo gemakkelijk te tellen lijken, zoals sociale veiligheid, duurzame inzetbaarheid, ervaren werkdruk. Dan zoeken we parameters waarmee we die begrippen tastbaar, lees telbaar, kunnen maken. Door te tellen maken we waar we mee bezig zijn transparant, vergelijkbaar en voorspelbaar.
Tellen suggereert beheersbaarheid en objectiviteit
Tellen suggereert daardoor beheersbaarheid en objectiviteit. Maar het is bepaald niet waardevrij, het is een machtshandeling.
Dat begint al bij de keuze, wat je telt. Tel je van je huis de hypotheek die erop rust, of de overwaarde? Tel je het aantal dagen zonder ongeval op de werkplek of het aantal verzuimdagen door werkgerelateerd letsel? Het aantal klussen dat je doet of de intensiteit ervan?
Tellen leidt tot het maken van categorieën: dit telt wel mee, dat niet. Deze schoen is zestig minuten waterdicht, die niet. Deze plas valt in categorie 4.9.1.
Van categoriseren naar waarderen is een kleine stap
Van categoriseren naar waarderen is nog maar een kleine stap. Een klein verlies is acceptabel, een groot verlies niet. Deze grond is schoon. Eén klacht over je functioneren? Nou vooruit. Maar drie in korte tijd? Dat kan echt niet! En als we zeggen dat iemand “niet meetelt”, bedoelen we dat hij er niet toe doet …
En op waarderen volgt een ingreep: een bonus, of juist een slechte beoordeling. Een boete voor onveilig werken. Een aangepaste procedure.
Tellen is de basis voor dit alles. We doen het continu en meestal zonder erbij na te denken. Neem daarom een voorsprong. Vraag je af: wie telt hier wat, tot welk en wiens voordeel? Doe je dat, dan tel je mee.