Zaken als goede voorlichting, duidelijke werkinstructies, het juiste gebruik van apparaten en machines en regelmatig onderhoud en keuring maken de werkvloer veiliger. Veilig gedrag is een verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers samen. Uit ongevalsonderzoek blijkt onveilig gedrag vaak een rol te spelen bij werkongevallen. Daarbij is de compliance (regels opvolgen) van werkgevers en werknemers van belang.
Daarnaast speelt participatie een grote rol. Dit houdt in dat gezond en veilig werken bevorderen alleen kans van slagen heeft met een (pro-)actieve houding van werkgevers en werknemers op het gebied van gezond en veilig gedrag. Veilig gedrag begint bij arbeidsrisico's herkennen en erkennen dat die op de werkvloeren voorkomen. Elkaar onderling willen wijzen op onveilig gedrag is een volgende stap.
Gedrag, wat verstaan we daar precies onder?
De grootste uitdaging voor veiligheidsprofessionals is gedrag. Maar wat is nu precies gedrag? Volgens Van Dale: "de manier waarop iemand zich gedraagt", met een verwijzing naar een norm voor goed of slecht gedrag. Hetzelfde gaat op voor veilig gedrag. Veilig verwijst naar een norm op basis waarvan we gedrag als veilig of onveilig kunnen bestempelen.
Gedrag bestaat uit 3 aspecten of elementen:
- Een prikkel of signaal – die prikkel komt vaak van buitenaf, maar van binnenuit kan ook, denk maar aan honger of dorst
- De verwerking van de prikkel tot een respons
- Een respons. De respons is doorgaans het waarneembare gedrag en dus dat wat we meestal gedrag noemen
En veilig gedrag, wat houdt dat eigenlijk in?
Burke et al. (2002) ontwikkelden de Generieke Veiligheid Prestatie Schaal die bestaat uit 4 componenten. Deze componenten kunnen we als kenmerken van veilig gedrag beschouwen. Het gaat om:
- Het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen
- Werkpraktijken erop nahouden die risico's verlagen
- Gezondheids- en veiligheidsinformatie communiceren
- Werknemersrechten en -verantwoordelijkheden uitoefenen
Arbeidsveiligheid verzekeren of bevorderen
Burke et al. leggen duidelijk de nadruk op handelingen die de arbeidsveiligheid moeten bewerkstelligen of bevorderen. Het gaat om relatief eenvoudige regels en procedures waarbij de plicht tot uitvoering vrijwel volledig bij productiemedewerkers lijkt te liggen. Maar de regels gaan natuurlijk ook op voor leidinggevenden en het management.
Om veilig gedrag te bewerkstelligen of te bevorderen is kennis nodig van theorieën en gedragsmodellen die beschrijven hoe gedrag tot stand komt. En op basis daarvan, mogelijk te beïnvloeden zijn. Maar let op: er bestaat geen algemeen aanvaarde theorie of zienswijze voor een uitputtende beschrijving of beïnvloeding van gedrag.
Maar wat maakt nu dat gedrag veilig is?
Deze vraag is lastiger te beantwoorden. En wel omdat het een vraag is naar de norm, niet zozeer naar het gedrag. Normen zijn meestal gebaseerd op goede (of slechte) ervaringen of praktijken, die door aanhoudend succes (effectiviteit) tot norm verheven zijn.
Kortom: wat gedrag veilig maakt, kunnen we bepalen met een norm voor gedrag. Deze norm moet wel betrekking hebben op de situatie waarin het gedrag vertoond moet worden. Verder kunnen we stellen dat veilig gedrag taakgericht kan zijn (naleving) of contextgericht (participatie). Daarnaast kunnen wij met beproefde middelen maatregelen treffen, waarmee in ieder geval de 'objectieve veiligheid' vorm heeft gekregen.
Veiligheid als in het voorkomen van ongevallen
Overigens, tot nu toe hebben wij veiligheid uitsluitend geplaatst in het licht van het voorkomen van ongevallen, van narigheid. Dit is een heel traditionele benadering van veiligheid: narigheid voorkomen. Hollnagel (2014) spreekt van Safety I: kijken naar narigheid, naar wat er fout gaat (bijvoorbeeld met behulp van incidentonderzoek).
Hij plaatst daar Safety II naast: kijken naar wat goed gaat en hoe dat kan. Deze kennis kunnen wij daarna gebruiken om alles nog beter te laten verlopen. Of om een ongevalsproces voortijdig te signaleren of te onderbreken, voordat het tot narigheid leidt. En mocht dit mislukken, om zo snel mogelijk weer een crisis te boven te komen. Dit laatste noemen wij 'veerkracht' (resilience).
In elkaars verlengde: menselijk gedrag en menselijk falen
Menselijk gedrag en menselijk falen liggen in elkaars verlengde: 'Het gaat goed, totdat het fout gaat.' Vaak horen of lezen we vrij snel na een ongeval dat 'menselijk falen' de enige oorzaak was.
Het begrip human error of menselijk falen is daarom een beladen begrip. Want een ongevalsonderzoek is betrekkelijk snel af te ronden met het aanwijzen van een 'onoplettende' operator die een fout heeft gemaakt. Dat maakt de keuze voor een vervolgactie ook tamelijk eenvoudig: een nieuwe procedure opstellen (of de bestaande aanpassen), de persoon in kwestie bijscholen of – en dat is veel radicaler – de 'schuldige' ontslaan.
Blame-culture is killing voor veilig gedrag
In sommige branches is sprake van een duidelijke blame-cultuur. In de zorg, bijvoorbeeld. Gaat er in een operatiekamer iets mis? Dan is al snel de vraag: wie is verantwoordelijk? Oftewel: wiens schuld is het? De angst voor kritiek die deze cultuur voortbrengt, heeft volgens prof. dr. Jop Groeneweg een negatieve invloed op het veilige gedrag van werknemers. Zo melden zij bijvoorbeeld minder incidenten en (bijna-)ongevallen.
Perspectieven op gedrag en beïnvloeding van gedrag
Zoals gezegd bestaat er geen algemeen aanvaarde theorie of zienswijze voor een uitgebreide beschrijving of beïnvloeding van gedrag. Op gedrag in relatie tot veiligheid zijn meerdere perspectieven mogelijk. Ieder perspectief brengt eigen inzichten met zich mee om gedrag te begrijpen. En daarmee eigen methoden om gedrag in kaart te brengen en manieren om gedrag te beïnvloeden.
Bronnen: Gedrag en veiligheid, Veiligheidsfabels 1-2-3, www.arboportaal.nl