Sinds de ontdekking van COVID-19 in de Chinese stad Wuhan eind 2019 heeft het SARS-CoV-2-virus flink om zich heen gegrepen. Op 11 maart vorig jaar werd de uitbraak officieel tot wereldwijde pandemie verklaard door de WHO. Vanaf die periode zijn ook in Nederland noodverordeningen uitgevaardigd ter voorkoming en verspreiding van COVID-19.
Noodverordeningen zijn er in principe voor kortdurende (crisis)situaties en de coronacrisis duurt helaas langer. Daarom heeft de overheid de noodverordeningen per 1 december vervangen door de Tijdelijke wet maatregelen covid-19, ook wel Coronawet genoemd. Deze Coronawet heeft ook gevolgen voor de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) en het Arbeidsomstandighedenbesluit (Arbobesluit).
Verderop in dit artikel: Maak een RI&E
Wat is de Coronawet?
De Coronawet bevat alle coronamaatregelen die vanaf maart vorig jaar door de overheid zijn genomen. Denk aan veilige afstandsnormen, verbod op groepsvorming, sluiten van publieke plaatsen, onderwijs, kinderopvang, evenementen en sportscholen. Ook de invoeren van de avondklok, het beperkt reizen met het openbaar vervoer en mondkapjesplicht zijn in de wet opgenomen. De Coronawet heeft een looptijd van drie maanden en kan steeds met drie maanden worden verlengd of tussentijds worden ingetrokken. Inmiddels is de Coronawet op 18 februari voor het eerst met drie maanden verlengd tot 1 juni.
Tijdelijke aanpassing Arbowet en Arbobesluit
In verband met het bestrijden van de corona-epidemie zijn ook de Arbowet en het Arbobesluit eind november vorig jaar aangepast. Zo is er een tijdelijke aanvulling gekomen op artikel 3.2 van het Arbobesluit over de inrichting van arbeidsplaatsen. Die aanvulling geeft de vereisten aan voor bestrijding van COVIDd-19 of een directe dreiging hiervan. Het gaat om het nemen van maatregelen en het treffen van voorzieningen om de kans op besmetting te voorkomen of te beperken. Dit vloeit voort uit de algemene zorgplicht van de werkgever voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers.
Verplichte maatregelen
De werkgever moet een aantal maatregelen nemen. Dat zijn in ieder geval:
- het in acht nemen van voldoende hygiënische voorzieningen;
- het geven van voorlichting aan werknemers over het bestrijden van het covid-virus op de arbeidsplaats; en
- het houden van adequaat toezicht op deze maatregelen.
Maatregelen afhankelijk van werkplek
Welke maatregelen in de praktijk genomen moeten worden, is afhankelijk van de soort werkzaamheden en de specifieke omstandigheden op de werkplek. Er worden hierbij twee soorten situaties te onderscheiden, namelijk:
- Situaties waarbij de blootstelling een direct gevolg is van de werkzaamheden die worden verricht.
- Situaties waarbij de mogelijkheid van blootstelling volgt uit het algemene besmettingsgevaar.
In de eerste situatie gaat het om werknemers die door de aard van hun werkzaamheden een grote kans hebben op blootstelling aan COVID-19. Denk aan zorgmedewerkers die in direct contact staan met besmette patiënten. Of in ruimten moeten werken waar het coronavirus aanwezig kan zijn, zoals de covid-afdeling in het ziekenhuis. Voor deze situaties is onverkort de Arboregelgeving rondom biologische agentia van toepassing (hoofdstuk 4, afdeling 9 Arbobesluit).
In de tweede situatie gaat het om werknemers in supermarkten, distributiecentra, kantoren, bouw, landbouw, transport en industrie. Hier is een ‘algemeen’ besmettingsgevaar voor COVID-19. Ook hierbij moet de werkgever in het kader van zijn zorgplicht een beleid voeren (art. 3 Arbowet) dat is gericht op het bestrijden en beperken van het coronavirus. Het Arbobesluit art. 3.2a is hierop een tijdelijke aanvulling om coronabesmetting te voorkomen.
Maak een RI&E
Een eerste stap is dus het inventariseren van de risico’s op de werkplek en van de uit te voeren werkzaamheden met een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E). Bij het nemen van maatregelen moet de arbeidshygiënische strategie worden toegepast. Goede hulpmiddelen zijn de coronaprotocollen die door verschillende sectoren en brancheorganisaties zijn opgesteld. Bij de te nemen maatregelen geldt ook de stand van de wetenschap en de professionele dienstverlening. Denk daarbij aan de richtlijnen van het RIVM.
Ook is het raadzaam om bij het vaststellen van beheersmaatregelen arboprofessionals te betrekken: veiligheidskundige, arbeidshygiënist, bedrijfsarts.
Voorbeelden van maatregelen en voorzieningen zijn het:
- plaatsen van schermen;
- aangeven van looproutes;
- beperken van het aantal personen op de arbeidsplaats;
- plaatsen van ventilatiesystemen;
- ontsmetten van de werkplek en gereedschappen; en
- verstrekken van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM).
De gekozen maatregelen en voorzieningen moeten ook in een plan van aanpak worden vastgelegd. Het is van belang om hierbij de werknemersvertegenwoordiging (or) te betrekken.
Aanvullende regeling Mondkapjesplicht
Tegelijk met de Coronawet is ook de aanvullende regeling om mondkapjes te dragen ingevoerd. Deze omvat de aanvullende verplichting om niet-medische mondkapjes te dragen in publieke binnenruimten zoals winkels en in onderwijsinstellingen. De verplichting voor het dragen van mondkapje in het ov is geregeld in de Coronawet.
De aanvullende verplichting tot het dragen van niet-medische mondkapjes is ingesteld op advies van het outbreak management team (OMT). De mondkapjesplicht is bedoeld om de verspreiding van het virus tegen te gaan in situaties waar voldoende afstand houden niet lukt. Het niet-medisch mondkapje, ook wel publieksmasker genoemd, is dus niet bedoeld als bescherming van de gebruiker (de drager van het masker), maar voor de directe omgeving. Het publieksmasker geeft ook geen volledige bescherming tegen het verspreiden van virusdeeltjes. Het wordt dan ook niet gezien als vervanging van social distancing en andere hygiëne-maatregelen.
Arbowet, Coronawet en mondkapjesplicht
In situaties waarbij sprake is van een werkgever-werknemerrelatie zijn de verplichtingen vanuit de Arbowet van toepassing. De vraag is dan in hoeverre de mondkapjesplicht vanuit de Coronawet kan worden toegepast.
De beheersmaatregelen die worden vastgesteld op basis van de RI&E en de arbeidshygiënische strategie, moeten voldoen aan de wettelijke eisen die hieraan gesteld worden. Voor persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) zijn dit bijvoorbeeld hoofdstuk 8, art. 8.1 van het Arbobesluit en EU-verordening 2016/425.
Zowel publieksmaskers als de mondkapjes die veel zorginstellingen gebruiken (chirurgische maskers type IIR) voldoen niet aan de wettelijke eisen voor PBM. Reden voor landen zoals Duitsland, Oostenrijk en Engeland om bij kans op besmetting met COVID-19 tijdens het werk FFP2- en FFP3-maskers beschikbaar te stellen aan werknemers. Deze beslissing is genomen om aan de EU-regelgeving te voldoen, maar ook omdat type FFP2- en vooral de FFP3-maskers een betere bescherming geven bij biologische agentia. Ook voor werkgevers in Nederland is het van belang om hier samen met de arbodeskundige een keuze in te maken.
In 1 ochtend up-to-date over wetgeving, jurisprudentie en arbo? Het kan met de Arbo Actualiteitendag
Toezicht en handhaving
De Inspectie SZW is belast met toezicht en handhaving op grond van de Arbowet. Dit is ook van toepassing op onveilige en ongezonde situaties als gevolg van het risico op besmetting met COVID-19. Belangrijke aandachtspunten zijn arbobeleid, RI&E en de vastgestelde beheersmaatregelen op basis van de arbeidshygiënische strategie. Het is in de eerste plaats aan de werkgever om hier samen met zijn werknemers nadere invulling aan te geven, met ondersteuning van de arboprofessionals.
Auteur | Jos Putman is hogere veiligheidskundige (HVK), Veiligheidskundig Adviesbureau Putman
> TIP: Lees ook de PBMwijzer, waarin Jos Putman advies geeft over goed beschermd werken