In Nederland overlijden volgens het RIVM jaarlijks zo’n 4000 mensen door blootstelling aan chemische stoffen op het werk. Dat zijn elke dag 11 uitvaarten. Alle reden om met stoffen voorzichtiger om te gaan, zou je denken. Een belangrijk deel van deze sterfte komt door asbest, en door bijvoorbeeld metalen en dieselemissies. Stoffen waarvan we in het verleden niet goed wisten hoe schadelijk ze waren. En waarvan de blootstellingsnormen in de loop van de tijd steeds strenger zijn geworden. Alle reden dus ook om met grenswaarden voorzichtig te zijn en blijven. Omdat beperkte kennis niet mag leiden tot te losse normen. Immers, wat niet weet, wat vaak wel deert.
Strenge normen bekritiseren met drie typen argumenten
Al zijn er altijd mensen die dat betwisten, al dan niet in opdracht van industrie-partijen. Deze criticasters van strenge normen hebben meestal drie typen argumenten. Ten eerste vinden ze dat de kennis onvoldoende zou zijn om een bepaalde norm te rechtvaardigen. Wat niet weet, wat niet deert, denken ze impliciet. Verder geloven ze dat strenge normen leiden tot toestanden als moord en brand: sluiting en vertrek van bedrijven naar ongereguleerde buitenlanden, met economische malheur en werkloosheid tot gevolg. Een derde argument is listiger: het normstellingsproces zou in hun ogen onzeker en onzorgvuldig zijn, en de normstellers mogelijk incompetent.
Deze laatste strategie is het meest venijnig: door zaaien van twijfel probeert men de legitimiteit van de normen en het vertrouwen in de normstelling te ondergraven. Lees bijvoorbeeld de klassieker ‘Doubt is their product’ van David Michaels, onderminister onder Clinton, over dit soort consultants en strategieën om de normstelling te beïnvloeden. Met voorbeelden als roken, arbeidsomstandigheden en luchtverontreiniging.
Mooi voorbeeld uit onze arbowereld: Helsloot en Hanekamp
Een mooi voorbeeld uit onze arbowereld vinden we op deze website in een artikel van Helsloot en Hanekamp die de advisering van de Gezondheidsraad over gezondheidskundige grenswaarden voor stoffen bekritiseren. De Gezondheidsraad wordt ervan beschuldigd niet duidelijk te zijn over keuze van onderzoeken voor de onderbouwing, onvoldoende rekening te houden met verstorende invloeden in onderzoeken en de verkeerde statistische technieken te gebruiken. De auteurs schamperen dat de Gezondheidsraad oorzaak en gevolg onvoldoende zou scheiden door een grapje over eerstejaarskennis te citeren. Een tweede kritiekpunt is dat de Gezondheidsraad onvoldoende rekening houdt met kennelijk positieve effecten van hogere blootstellingsnormen, en dus te voorzichtig zou zijn.
> LEES OOK het artikel van Helsloot en Hanekamp
Strategie van twijfel zaaien: kwaliteit van de normstelling
Laten we hun stuk eens onder de loep nemen. Wat het meest opvalt zijn de twijfels die zij zaaien over de kwaliteit van de normstelling: verkeerde methodes, verkeerde statistiek, en zo verder. Onderbouwd met een gewichtig ‘meta-review’ die ze schreven voor de metaalindustrie en, anders dan op de website van Helsloots eigen bureau Crisislab, nergens is gepubliceerd. Er is alle reden, en het kost ook weinig moeite, om de argumenten in het artikel te gaan bestrijden. Maar daarmee zou ik het beeld bevestigen dat de kwaliteit van de Gezondheidsraad-advisering letterlijk ter discussie staat; inderdaad precies wat de strategie van twijfel zaaien beoogt. Voor wie niettemin de inhoud in wil: lees ook de reactie van de Gezondheidsraad op het artikel.
> LEES OOK de reactie van de Gezondheidsraad
Moord en brand-argumentatie: baanverlies en werkloosheid
Helsloot en Hanekamp voeren ook aan dat de normstelling onvoldoende rekening houdt met de negatieve effecten van (te) strenge normen. Dat zou kunnen leiden tot banenverlies en werkloosheid. En werklozen zouden maar liefst tien jaar korter leven dan werkenden. We herkennen hier de eerdergenoemde ‘moord en brand’-argumentatie.
Maar onbedoeld illustreren de auteurs hier ook hoe ingewikkeld deze afweging zou zijn. Want hoe en wanneer leidt die hogere norm dan tot vertrekkende bedrijven? Waarom zouden dan verdwenen arbeidsplaatsen niet worden vervangen door andere? Waarom zouden de medewerkers van vervallen arbeidsplaatsen hun leven lang werkloos blijven? En, niet in het minst, hoe zeker is dat verband tussen levensverwachting en werkloosheid? Als we de strengheid die ze van de Gezondheidsraad eisen ook van de auteurs vragen, blijft er weinig over van het bewijs. Want worden mensen ziek van de werkloosheid, of zullen al zieke mensen minder kans hebben op een baan? Een oorzaak-gevolgprobleem dat iedere eerstejaars student epidemiologie zal herkennen.
Voorzichtigheid meestal goed, maar soms schieten we door
Dit betekent natuurlijk niet dat we ten koste van alles voorzichtig moeten zijn. Ik ben het eens met Helsloot en Hanekamp dat we soms doorschieten, bijvoorbeeld bij asbestblootstelling. Als we al het geld dat we nu daaraan uitgeven elders kosteneffectief zouden inzetten, dan zouden we daar zeker meer gezondheid mee winnen. Dit heet, zoals iedere arboprofessional weet, risicomanagement. En dat gaat bijvoorbeeld ook over de vraag hoe je je arbo-euro maximaal kan benutten voor gezondheid. Interessant in dit asbest-voorbeeld is dat juist niet de Gezondheidsraad maar de wetgever hier de norm erg streng heeft gesteld.
> LEES OOK: Risicomanagement? Ga gewoon risicogestuurd werken
Toch is het meestal goed dat de Gezondheidsraad voorzichtig is. In veel gevallen is er immers weinig informatie beschikbaar om heel precies een norm af te leiden. Bijvoorbeeld als er alleen dierproeven zijn, of heel beperkt onderzoek onder mensen. De Gezondheidsraad zal dan, net als soortgelijke gremia in Europa, het gebrek aan informatie vertalen in extra veiligheid. Zoals dat ook gebeurt voor drinkwater, medicijnen en levensmiddelen. De geschiedenis leert dat die voorzichtigheid terecht is. Want in de loop van de tijd zien we dat met toegenomen kennis normen regelmatig worden verlaagd, ondanks die voorzichtigheid. Stijgende normen komen daarentegen zelden of nooit voor. En bovendien zijn er nog steeds die 4000 doden per jaar.
> LEES OOK: Veilig werken met gevaarlijke stoffen in het kort
SER kijkt of normen technisch en economisch haalbaar zijn
Moeten we dan helemaal geen rekening houden met de positieve effecten van blootstelling aan stoffen? Zeker wel, en daar hebben we de SER voor. Die stelt vast of de voorgestelde normen haalbaar zijn, in technisch en economisch perspectief. De gezondheidsnadelen die de auteurs noemen (ongezondheid door werkloosheid) lopen immers altijd via economische mechanismen, en dat valt buiten de competentie van de Gezondheidsraad. En zoals eerder gesteld, de vertaling van ppm’s via weglopende bedrijven naar werkloosheid naar levensverwachting zal heel moeilijk te objectiveren zijn. Zou de Gezondheidsraad dat toch proberen, dan staan bovendien aan de zijlijn misschien wel weer Helsloot en Hanekamp klaar om te roepen dat de aannames en methodes niet deugen.
Of Helsloot en Hanekamp de bedoeling hadden om industriebelangen te dienen, weet ik oprecht niet. Hun artikel op arbo-online laat in elk geval goed zien hoe de kritiek van belanghebbenden op normstelling meestal verloopt. Het is goed om daar alert op te zijn.
Tjabe Smid | emeritus hoogleraar Arbeidsomstandigheden bij Amsterdam UMC. Smid was lid van de Gezondheidsraad en heeft nog zitting in de subcommissie werknemersvaccinatie