'Transparantie en onafhankelijkheid zijn de pijlers van de Gezondheidsraad, ook bij gezond werken met stoffen'

Op 12 oktober verscheen een opiniërend artikel van prof.dr. I. Helsloot, waarin hij kritische kanttekeningen plaatst bij de manier waarop de Gezondheidsraad tot zijn adviezen komt op het gebied van gezond werken met stoffen. Ook levert hij specifiek commentaar op drie adviezen. Dit is de reactie van de Gezondheidsraad.

'Transparantie en onafhankelijkheid zijn de pijlers van de Gezondheidsraad, ook bij gezond werken met stoffen'

Helsloot schetst een onjuist beeld van de procedure en de formele structuur bij het vaststellen van de grenswaarden voor stoffen. De Gezondheidsraad adviseert de regering en het parlement op basis van de stand van de wetenschap. Daarbij richt de raad zich uitsluitend op de gezondheid van werknemers. Alle adviezen van de Gezondheidsraad die zijn gebaseerd op een risicobenadering worden door de SER getoetst op haalbaarheid.2 Aan de hand van het advies van de SER neemt de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) een besluit over een grenswaarde voor de betreffende stof. Deze scheiding van rollen is aangebracht door de minister van SZW opdat het transparant is hoe grenswaarden tot stand komen. De verantwoordelijkheid voor de weging tussen gezondheid en andere belangen blijft zo bij de politiek.

Review en commercieel belang

Transparantie en onafhankelijkheid zijn de pijlers van de Gezondheidsraad: de leden van de raad en zijn commissies adviseren zonder last of ruggespraak over gezondheidsvraagstukken. Hun belangenverklaringen worden openbaar gemaakt via de Gezondheidsraad-website. Bij het commentaar van Helsloot spelen echter mogelijke belangen. Hij omschrijft Crisislab in het colofon van zijn review als “de onderzoeksgroep die het onderzoek (…) van de Radboud Universiteit Nijmegen ondersteunt”. Het colofon benoemt echter niet de opdrachtgevers van dit rapport. Op zijn website 3 vermeldt Helsloot dat het review geschreven is in opdracht van de stichting Metaal in het Kwadraat (M2). Deze stichting is gevestigd op het adres van ondernemersorganisatie FME, waarvan het bestuur bestaat uit vertegenwoordigers van de technische industrie. In het M2-bestuur zitten onder andere de directeur belangenbehartiging van FME en de voorzitter van Metaalunie. Helsloot had hier openheid van zaken over moeten geven in zijn review.

Openbare commentaarrondes Gezondheidsraad

Helsloot schrijft dat de Gezondheidsraad niet ingaat op het ontvangen commentaar bij openbare commentaarrondes. In deze rondes krijgen belanghebbenden de gelegenheid om commentaar in te sturen. Zo heeft Metaalunie commentaar gegeven op het recente advies ‘Emissies van ijzer- en staalgieten’, vergezeld van een in haar opdracht vervaardigd rapport van het adviesbureau Crisislab van Helsloot. Elke persoon of organisatie heeft van de commissie die het advies heeft opgesteld een wetenschappelijk-inhoudelijke reactie ontvangen, waarin de commissie haar standpunt toelicht en aangeeft of het commentaar tot aanpassingen in het advies heeft geleid. Ook in de beantwoording houdt de commissie zich aan de scheiding van rollen tussen Gezondheidsraad en SER. De commentaren en reacties van de commissies zijn te vinden op Gezondheidsraad.nl.

Kritiek op kwaliteit adviezen

Helsloot heeft kritiek op de kwaliteit van de adviezen van de Gezondheidsraad. Hij oordeelt dat de Gezondheidsraad zich niet aan zijn eigen leidraad houdt en te weinig rekening houdt met confounding, met name door rookgedrag. Ook stelt hij dat de Gezondheidsraad bij het beoordelen van bewijskracht alleen kijkt naar significantie van associaties (de p-waarde). Dit is echter niet hoe de commissie van de Gezondheidsraad te werk gaat. Bij het beoordelen van causaliteit worden zowel sterkte als precisie (weerspiegeld in de p-waarde) van epidemiologische verbanden door de commissie beoordeeld, in het licht van mogelijke bias, confounding en andere methodologische aspecten. In de tekst en tabellen van adviezen van de Gezondheidsraad worden sterke en zwakke punten van individuele studies nadrukkelijk genoemd. Hierbij wordt veel aandacht gegeven aan bias en confounding door roken en andere factoren, zoals gecombineerde blootstellingen aan andere schadelijke stoffen.

Gerenommeerde epidemiologen die zitting hebben in de commissie leveren een wezenlijk aandeel in deze beoordeling. Aan de hand van de leidraad vindt een zorgvuldige weging van epidemiologische bevindingen plaats, waarmee mogelijke causaliteit wordt onderbouwd 4, waaronder biologische plausibiliteit (werkingsmechanismen), consistentie (samenhang tussen meerdere studies) en experimenteel bewijs (onder andere dierproeven).

De Gezondheidsraad en wetenschappelijke discussie

De Gezondheidsraad brengt in zijn commissies topwetenschappers bij elkaar, waarbij multidisciplinariteit en expertise centraal staan en het wetenschappelijk debat wordt gestimuleerd. Binnen de internationale wetenschappelijke wereld is sprake van doorlopende discussie over hoe studies het beste kunnen worden beoordeeld en hoe de bewijskracht voor het bestaan van een associatie het beste kan worden bepaald. Leden van de raad nemen deel aan deze wetenschappelijke discussie en brengen dit ook in bij het opstellen van adviezen. De Gezondheidsraad staat open voor zo’n discussie over zijn adviezen. Deze wordt gevoerd binnen het kader van adviestrajecten en met transparantie over belangen.


Noten

[1] Het gaat om adviezen die zijn verschenen in 2016 (chroom VI), 2019 (dieselmotoremissie, tweede deel) en 2020 (emissies van ijzer- en staalgieten).
[2] Advieswaarden gebaseerd op een drempelwaarde worden sinds een wijziging in de Arbowet in 2007 niet meer getoetst op haalbaarheid.
[3] https://crisislab.nl/review-methodiek-gezondheidsraad/ (geraadpleegd op 6 oktober 2020)
[4] In het classificatie-advies over emissies van ijzer- en staalgieten wordt in bijlage C aangegeven hoe de commissie de epidemiologische studies heeft beoordeeld. Daarvan wordt in hoofdstuk 8 van het advies een korte analyse gegeven. In hoofdstuk 6 van het normadvies over dieselmotoremissie wordt uitgebreid ingegaan op de kwaliteit van de relevante studies en de geschiktheid voor de kwantitatieve risicoanalyse. Bij het normadvies over chroom VI is een andere werkwijze gevolgd omdat het een update betrof, waarbij evaluaties van Europese zusterorganisaties als uitgangspunt zijn genomen. De GR heeft dus niet zelf de individuele studies beoordeeld, omdat andere in het veld erkende organisaties dat al hadden gedaan.