Onlangs was het zover: voor de eerste keer in drie jaar tijd weer eens fysiek op een (internationale) conferentie. Het was een groots gebeuren met een aantal bekende sprekers en deelnemers van over de hele wereld, inclusief een paar grote bedrijven. Ondanks enkele aangename verrassingen was het ook weer een bevestiging van hoe conservatief (dat klinkt beter dan ‘achterlijk’) onze professie kan zijn.
Nu is het altijd zo dat er op een congres maar een paar presentaties zijn die je aanspreken. In de meeste gevallen ga ik sowieso eerder met het doel om interessante mensen te ontmoeten of om bepaalde vakgenoten weer eens te zien en te spreken. Dat was ook dit keer weer het geval, de agenda had mij persoonlijk weinig te bieden.
De negatieve energie van arbozombies
Maar helaas moet ik zeggen dat het me dit keer opviel dat de houding van bepaalde vakgenoten negatieve energie opriep. In plaats van me te inspireren en energie te geven om mijn vak beter uit te oefenen, kreeg ik een gevoel van ‘waar doen we het eigenlijk voor?’.
Een van de mensen met wie ik die twee dagen optrok, karakteriseerde deze personen als ‘arbozombies’. Een hele passende beschrijving naar mijn idee. Want net als ‘echte’ zombies anderen in zombies veranderen, hebben arbozombies de neiging om anderen mee te slepen in hun staat van mentale apathie.
Een andere bezoeker van het congres stuurde me een week later een berichtje of we even konden praten. Ze was er nog helemaal naar van en eigenlijk een beetje depressief. Hoe jammer is dat toch, dat we in plaats van vakmatig te worden opgeladen tijdens een congres, er een kater aan overhouden.
Arbozombies, waar herken je ze aan?
De eerste stap in de aanpak van problemen is het herkennen ervan. Dus: hoe herkennen we dergelijke energievreters? Wat zijn kenmerken van arbozombies? Om te beginnen zijn ze heilig overtuigd van hun eigen gelijk. Dat uit zich op allerlei manieren. Voor de vuist weg zou ik de volgende zaken noemen.
In de meeste gevallen zijn het ervaren vakmensen. Een typische uitspraak is: “Ik zit al tientallen jaren in het vak en nog nooit heb ik meegemaakt dat …”. Of: “In mijn 30 jaar als veiligheidsadviseur heb ik honderden bedrijven geholpen om …”. Hun ervaring is eigenlijk de enige benodigde validatie voor alles.
Je ziet bij hen dan ook vaak de houding dat praktijk alles is en (veiligheids)wetenschap niets nuttigs heeft toe te voegen. Datzelfde geldt voor de meeste andere vakrichtingen. Veiligheid benader je het best transdisciplinair, maar voor arbozombies gaat dat niet verder dan bedrijfsartsen, HR, ingenieurs, gedragspsychologen of arbeidshygiënisten. Dat historici, antropologen, linguïsten of sociologen iets toe te voegen hebben, is te absurd voor woorden.
Daarnaast bijten ze zich vast in feiten. Althans, in dat wat zij zien als feiten. Dat die feiten misschien gebaseerd zijn op anekdotes (steevast hebben ze verhalen over iemand die ze kennen en die …) en je die niet zomaar kunt veralgemeniseren, is geneuzel.
Het kindje doodknuffelen met regeltjes
Arbozombies zijn tevreden met simpele, ogenschijnlijk sluitende modellen en antwoorden. De oorzaak van ongevallen is menselijk falen. Strik erom en klaar. Als je begint over het construeren van oorzaken of feiten, word je beschuldigd van het bedrijven van theorie in plaats van het beschrijven van wat er in werkelijkheid gebeurt.
Hun werkelijkheid bestaat voor het overgrote deel uit managementsystemen, procedures, methodes, lijstjes, indicatoren, metingen en wat dies meer zij. Dat is ook hoe ze veiligheid aanpakken. Gedrag en bewustzijn staan hoog in het vaandel. Ze geloven in rechtlijnige aanpakken en houden daaraan vast, ook als je kritische vragen stelt. Nee hoor, je moet écht altijd de trapleuning vasthouden. En achteruit inparkeren. Want veilig. Dat veiligheid afhankelijk is van situatie en context erkennen ze misschien wel, maar dat doet in de regel niets af aan hun aanpak.
Ten slotte zijn ze ook vaak erg emotioneel over hun werk. Als er een ongeval gebeurt, trekken ze zich dat persoonlijk aan. Vaak zien ze het als hún tekortkoming. Het had niet mogen gebeuren ‘tijdens hun wacht’ en ze hadden misschien meer kunnen of moeten doen. Dat is misschien wel het meest tragische van arbozombies. Ze willen het zo graag goed doen en hebben een enorme betrokkenheid. Maar ze hebben zelf niet in de gaten dat ze het kindje doodknuffelen door het met hun regeltjes en systeempjes te betuttelen.
Rest de vraag: hoe ga je met ze om?
Nu kunnen we ze dus misschien herkennen. Rest de vraag hoe met ze om te gaan. Daarop heb ik geen sluitend antwoord. In tegenstelling tot echte zombies geloof ik dat arbozombies wel uit hun trance te halen zijn. Dat vraagt wel om een lange adem, want net als gewone zombies kunnen arbozombies jarenlang doorgaan.
Maar als je zelf beschikt over een lange adem, vriendelijk en professioneel blijft, erop let dat je niet wordt besmet, gemeenschappelijke grond vindt en kritische vragen blijft stellen, dan moet het uiteindelijk bij sommige exemplaren lukken.
Tekst| Carsten Busch | senior adviseur arbeidsveiligheid bij Politidirektoratet, eigenaar mindtherisk.com en auteur van Veiligheidsfabels 1-2-3.
Lees meer van Carsten Busch: